Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 31:17-22 Het Boek (HTB)

17. Dan zal mijn toorn tegen hen opvlammen en Ik zal hen verstoten en Mij voor hen verbergen. Zij zullen worden neergeslagen. Zij zullen lijden onder rampen en plagen, zodat zij zullen zeggen: “De Here is niet meer in ons midden!”

18. Maar Ik zal Mij van hen afkeren wegens de zonden die zij doen door andere goden te aanbidden.

19. Schrijf nu de woorden van dit lied op en leer het aan de Israëlieten. Ik zal dat lied tegen hen laten getuigen.

20. Wanneer Ik hen in het land heb gebracht dat Ik hun voorouders heb beloofd—een land dat overvloeit van melk en honing—en wanneer zij vadsig zijn geworden, zullen zij andere goden gaan aanbidden, Mij verachten en mijn verbond verbreken.

21. Wanneer grote rampen over hen komen, zal dit lied hun de reden van hun tegenspoed duidelijk maken, want het zal van generatie op generatie blijven voortbestaan. Ik weet nu al, nog voor zij het land binnentrekken, wat dit volk van plan is.’

22. Zo schreef Mozes die dag de woorden van het lied op en leerde het aan de Israëlieten.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 31