19. “Vervloekt is hij die onrechtvaardig is tegenover de vreemdeling, de wees en de weduwe.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.”
20. “Vervloekt is hij die overspel pleegt met een van de vrouwen van zijn vader, want zij is het eigendom van zijn vader.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.”
21. “Vervloekt is hij die seksuele omgang heeft met een dier.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.”
22. “Vervloekt is hij die seksuele omgang heeft met zijn zuster, of het nu zijn volle zuster of zijn halfzuster is.” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.”
23. “Vervloekt is hij die gemeenschap heeft met zijn schoonmoeder (die weduwe is).” En het hele volk zal antwoorden: “Amen.”