Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 26:11-19 Het Boek (HTB)

11. Verheug u daarna over al het goede dat Hij u heeft gegeven. Vier feest met uw gezin en met alle Levieten en vreemdelingen die bij u wonen.

12. Het derde jaar is het jaar van de tienden. In dat jaar moet u al uw tienden aan de Levieten, vreemdelingen, wezen en weduwen geven, zodat zij meer dan genoeg kunnen eten.

13. Dan zult u voor de Here, uw God, verklaren: “Ik heb al mijn tienden aan de Levieten, vreemdelingen, wezen en weduwen gegeven, zoals U mij hebt opgedragen. Ik heb geen van uw geboden overtreden of vergeten.

14. Ik heb de tienden niet aangeraakt toen ik onrein was (tijdens de rouwperiode bijvoorbeeld) en ik heb niets ervan aan de doden geofferd. Ik heb de Here, mijn God, gehoorzaamd en alles gedaan wat U mij hebt opgedragen.

15. Kijk neer vanuit uw heilig huis in de hemelen en zegen uw volk Israël en het land dat U ons hebt gegeven, zoals U onze voorouders hebt beloofd, een land dat overvloeit van melk en honing!”

16. U moet met heel uw hart de wetten en regels die de Here, uw God, u vandaag geeft, gehoorzamen.

17. U hebt vandaag verklaard dat Hij uw God is, u hebt beloofd zijn wetten en voorschriften te gehoorzamen en naar zijn stem te luisteren.

18. En de Here heeft vandaag verklaard dat u zijn eigen volk bent, zoals Hij heeft beloofd en dat u al zijn geboden moet gehoorzamen.

19. Als u dat doet, zal Hij u groter maken dan welk ander volk ook: u zult lof oogsten en met roem overladen worden. Dan zult u een heilig volk zijn voor de Here, uw God, zoals Hij dat van u verlangt.’

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 26