Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 24:6-18 Het Boek (HTB)

6. Het is verboden een handmolen of een bovenste molensteen als onderpand te nemen, want het is een stuk gereedschap waarmee de eigenaar in zijn levensonderhoud moet voorzien.

7. Als iemand een broeder, een Israëliet, ontvoert en hem als een slaaf behandelt of verkoopt, moet de ontvoerder sterven om zo het kwaad uit uw midden weg te doen.

8. Zorg ervoor dat u de aanwijzingen van de priester bij een geval van melaatsheid opvolgt, want ik heb hem richtlijnen gegeven die u tot op de letter moet gehoorzamen:

9. denk aan wat de Here, uw God, met Mirjam deed toen u uit Egypte kwam.

10. Als u een vordering op iemand hebt, mag u zijn huis niet zomaar binnengaan om een onderpand te halen.

11. U moet buiten blijven staan. Hij zal wel naar buiten komen met wat hij u schuldig is.

12. Als de man arm is en u zijn mantel als onderpand geeft, slaap er dan niet in.

13. Breng de mantel bij zonsondergang terug, zodat hij erin kan slapen en hij zal u daarvoor zegenen. De Here, uw God, zal dat als een daad van rechtvaardigheid beschouwen.

14-15. Behandel een arme, gehuurde werkkracht niet hard, of het nu een Israëliet is of een buitenlander die bij u woont. Betaal hem elke dag voor zonsondergang zijn loon, want hij is arm en heeft het geld meteen nodig. Als u dat niet doet, klaagt hij u aan bij de Here en Hij zal dat als zonde beschouwen.

16. Vaders mogen niet ter dood worden gebracht voor de zonden van hun zonen en zonen niet voor de zonden van hun vaders, iedere schuldige zal voor zijn eigen zonde ter dood worden gebracht.

17. U moet rechtvaardig zijn tegenover vreemdelingen en wezen. U mag nooit de mantel van een weduwe accepteren als onderpand voor haar schuld.

18. Onthoud altijd dat u slaven was in Egypte en dat de Here, uw God, u redde, daarom heb ik u dit gebod gegeven.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 24