Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 23:8-16 Het Boek (HTB)

8. De achterkleinkinderen van de Egyptenaren en Edomieten die bij u wonen, mogen het heiligdom van de Here wel betreden.

9. Als u ten strijde trekt, moet u ervoor zorgen dat er in het kamp geen onreinheden voorkomen.

10. Iedere man die 's nachts onrein wordt door een zaadlozing, moet het kamp verlaten

11. en buiten blijven tot de avond, daarna moet hij zich baden en bij zonsondergang weer terugkeren in het kamp.

12. Het toiletgebied moet buiten het kamp liggen.

13. Iedere man moet een schepje in zijn uitrusting hebben. Als hij zijn behoefte doet, moet hij een kuil graven en de uitwerpselen met aarde bedekken.

14. Het kamp moet heilig zijn, want de Here, uw God, is bij u om u te beschermen en ervoor te zorgen dat u uw vijanden overwint, de Here wil niets onbehoorlijks bij u zien, anders keert Hij Zich tegen u.

15. Als een slaaf bij zijn meester wegvlucht, moet u hem niet dwingen terug te keren,

16. laat hem bij u wonen in de stad die hij zelf uitkiest. Val hem niet lastig.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 23