Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 22:5-13-14 Het Boek (HTB)

5. Een vrouw mag geen mannenkleren dragen en een man geen vrouwenkleren. Dat is iets afschuwelijks in de ogen van de Here, uw God.

6. Als u een vogelnest op de grond ziet liggen of u ziet er een in een boom en er zitten jonge vogels of eieren in, waar de moeder in het nest op zit, haal dan niet de moeder en haar jongen weg.

7. Laat haar gaan en neem alleen de jongen. De Here zal u daarvoor zegenen.

8. Als u een nieuw huis bouwt, moet u een borstwering rond het platte dak maken om te voorkomen dat iemand eraf valt en u zo de schuld over uw huis brengt.

9. Zaai geen andere gewassen tussen de planten in uw wijngaard. Als u dat wel doet, zullen de gewassen en de druiven door de priesters in beslag worden genomen.

10. Ploeg niet met een os en een ezel in hetzelfde tuig.

11. Draag geen kleren die van twee soorten stof zijn gemaakt, wol en linnen bijvoorbeeld.

12. U moet franjes maken aan de vier hoeken van de mantel die u draagt.

13-14. Als een man met een meisje trouwt en—na met haar te hebben geslapen—haar een slechte naam bezorgt door haar te beschuldigen van eerder seksueel contact met een man, door te zeggen: “Zij was geen maagd toen ik met haar trouwde,”

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 22