Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 22:16-25-27 Het Boek (HTB)

16. Haar vader zal tegen hen zeggen: “Ik gaf mijn dochter als vrouw aan deze man en omdat hij haar haat, brengt hij haar nu in opspraak.

17-19. Hij beschuldigt haar van schaamteloze dingen. Hij zegt dat zij geen maagd was toen zij met hem trouwde. Maar hier is het bewijs dat zij dat wel was.” Zij zullen het kleed dan voor de leiders van de stad uitspreiden. Daarop zullen de rechters de man laten geselen en hem veroordelen tot een boete van vijfhonderdvijftig gram zilver, die hij aan de vader van het meisje moet betalen omdat hij een maagd uit het volk van Israël vals heeft beschuldigd. Zij zal zijn vrouw blijven en hij mag nooit van haar scheiden.

20. Maar als de beschuldigingen van de man terecht waren en zij inderdaad geen maagd was,

21. moeten de mannen van de stad haar naar de deur van haar vaders huis brengen en haar daar stenigen. Zij is immers schuldig aan een schandelijke daad in Israël door in het huis van haar vader gemeenschap met een man te hebben gehad. Een dergelijk kwaad moet uit uw midden worden weggedaan.

22. Als een man wordt betrapt op overspel met een getrouwde vrouw, moeten hij en de vrouw worden gedood, op die manier zal het kwaad uit Israël worden weggedaan.

23-24. Als een verloofd meisje binnen de muren van een stad door een man wordt verleid en zij gaat met hem naar bed, moeten zij en de man die haar heeft verleid buiten de stadsmuren worden gestenigd, het meisje omdat zij niet om hulp heeft geschreeuwd en de man omdat hij zich vergrepen heeft aan de verloofde van een ander. Zo zult u het kwaad uit uw midden verwijderen.

25-27. Maar als die daad buiten op het land plaatsheeft, moet alleen de man sterven. Het meisje is even onschuldig als het slachtoffer van een moord. Want er moet worden aangenomen dat zij heeft geschreeuwd, maar dat er niemand was die haar daar kon horen en haar te hulp kon komen.

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 22