Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 21:1-11 Het Boek (HTB)

1. ‘Als—eenmaal aangekomen in het beloofde land—ergens in het veld een vermoorde man wordt gevonden en niemand heeft de moordenaar gezien,

2. moeten de leiders en rechters bepalen welke stad het dichtst bij de plek van de misdaad ligt.

3. Daarna zullen de leiders van die stad een jonge koe nemen die nog nooit een juk heeft gedragen, en haar naar een dal brengen waar stromend water is.

4. Een dal dat niet is geploegd of ingezaaid. In dat dal moeten zij de koe de nek breken.

5. Daarna zullen de priesters erbij komen, want de Here, uw God, heeft hen gekozen om Hem te dienen, zijn zegeningen uit te spreken en te oordelen over rechtzaken en straffen.

6. De leiders van de stad zullen daarna hun handen wassen boven de jonge koe

7. en zeggen: “Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, onze ogen hebben deze misdaad niet zien gebeuren.

8. Och Here, vergeef uw volk Israël dat U hebt verlost. Beschuldig het niet van de moord op een onschuldige man.”

9. Zo zult u de schuld uit uw midden wegdoen door deze aanwijzingen van de Here uit te voeren.

10. Als u oorlog voert en de Here, uw God, geeft de vijand aan u over

11. en u ziet onder de gevangenen een mooie vrouw die u wel als vrouw zou willen hebben,

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 21