Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 11:23-32 Het Boek (HTB)

23. zal de Here alle volken uit uw land verdrijven, ook al zijn zij groter en sterker dan u.

24. Waar u ook gaat, het land is van u. Uw grenzen zullen zich uitstrekken van de zuidelijke Negev tot de Libanon en van de Eufraat tot de Middellandse Zee.

25. Niemand zal tegen u kunnen standhouden, want de Here, uw God, zal schrik en angst voor u uit sturen, waar u ook gaat, precies zoals Hij heeft beloofd.

26. Ik geef u vandaag de keus tussen Gods zegen en Gods vloek!

27. Er zal een zegen op u rusten als u de geboden van de Here, uw God gehoorzaamt.

28. Maar een vloek als u weigert deze te gehoorzamen en de goden van andere volken aanbidt.

29-30. Wanneer de Here, uw God, u het land binnenbrengt om het in bezit te nemen, zult u de zegen uitspreken vanaf de berg Gerizim en de vloek vanaf de berg Ebal! (Gerizim en Ebal zijn bergen die ten westen van de Jordaan liggen, waar de Kanaänieten leven in het vlakke land bij Gilgal, waar de eikenbossen van Moré liggen).

31. Want u moet de Jordaan oversteken en het land dat de Here u geeft, in bezit nemen en er gaan wonen.

32. Denk eraan alle geboden en voorschriften die ik u vandaag geef, te gehoorzamen.’

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 11