Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 11:1-12 Het Boek (HTB)

1. ‘U moet de Here, uw God, liefhebben en al zijn geboden gehoorzamen.

2. Luister! Ik heb het niet tegen uw kinderen, die de straffen van de Here nooit hebben ondergaan en die zijn grootheid en vreselijke macht nooit hebben gezien.

3. Zij waren geen getuigen van de wonderen die Hij in Egypte deed tegen de farao en zijn hele land.

4. Zij hebben niet gezien wat God deed met de legers van Egypte, met hun paarden en strijdwagens, hoe Hij hen in de Rietzee liet verdrinken terwijl zij u achtervolgden en hoe de Here hen machteloos heeft laten staan tegenover u tot op de dag van vandaag!

5. Zij hebben niet gezien hoe de Here steeds weer voor u zorgde gedurende al die jaren dat u in de woestijn rondzwierf tot uw aankomst hier.

6. Zij waren er niet bij toen Datan en Abiram, de zonen van Eliab (uit de stam van Ruben) zondigden en in de aarde verdwenen, samen met hun tenten en huishoudens en al hun bezittingen, terwijl heel Israël toekeek!

7. Maar ú hebt deze machtige wonderen wel gezien!

8. Daarom moet u dus zorgvuldig de geboden gehoorzamen die ik u vandaag geef, zodat u de kracht krijgt om het land binnen te trekken en in bezit te nemen.

9. Als u de geboden gehoorzaamt, zult u een lang en goed leven hebben in het land dat de Here uw voorouders en u, hun nakomelingen, beloofde, een prachtig land dat overvloeit van melk en honing!

10. Want het land dat u gaat binnentrekken en in bezit nemen, is niet als het land Egypte, waar u vandaan bent gekomen en waar het nodig was het land kunstmatig te bevloeien.

11. Het land waar u gaat wonen, heeft bergen en dalen en er valt genoeg regen,

12. het is een land waarvoor de Here, uw God, Zelf zorgt! Zijn ogen rusten er voortdurend op, elke dag van het jaar!

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 11