Oude Testament

Nieuwe Testament

Deuteronomium 10:9-22 Het Boek (HTB)

9. Daarom heeft de stam Levi geen eigen deel van het beloofde land, zoals zijn broederstammen. Want de Here is Zelf zijn erfdeel.

10. Ook ditmaal bleef ik veertig dagen en nachten voor de Here op de berg, net zoals de eerste keer en ook deze keer luisterde de Here naar mijn smeekbeden en vernietigde u niet.

11. Maar Hij zei tegen mij: “Sta op, ga voor het volk uit naar het land dat Ik zijn vaders beloofde. Het is tijd om er binnen te trekken en het in bezit te nemen.”

12-13. En nu, Israël, wat verlangt de Here, uw God, anders van u dan dat u met eerbied en ontzag luistert naar alles wat Hij zegt. Dat u voor uw eigen bestwil de geboden die ik u vandaag geef, gehoorzaamt en dat u van Hem houdt en Hem dient met heel uw hart en ziel?

14. Alle hemelen behoren toe aan de Here, uw God, ook de aarde met alles wat daarbij hoort.

15. Hij koos uw voorouders uit en hield zoveel van hen dat Hij u, hun kinderen, boven elk ander volk stelde.

16. Besnijd daarom uw harten, reinig u van zonde, en wees niet langer koppig.

17. De Here, uw God, is God boven alle goden en Heer boven alle heren. Hij is de grote en machtige God, de ontzagwekkende God, die onpartijdig is en Zich niet laat omkopen.

18. Hij verschaft recht aan weduwe en wees. Hij heeft vreemdelingen lief en geeft hun voedsel en kleding.

19. Daarom moet ook u van vreemdelingen houden, want u was zelf ooit vreemdeling in het land Egypte.

20. U moet ontzag hebben voor de Here, uw God, en Hem aanbidden. Houd u aan Hem vast en zweer alleen bij zijn naam.

21. Geef Hem alle eer, Hij is uw God, degene die machtige wonderen heeft gedaan, die u zelf hebt gezien.

22. Toen uw voorouders naar Egypte trokken, waren zij maar met zeventig personen, maar de Here, uw God, heeft u nu zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel!’

Lees verder hoofdstuk Deuteronomium 10