Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 8:13-23 Het Boek (HTB)

13. Daarna hoorde ik twee heilige engelen met elkaar praten. Een van hen zei: ‘Hoelang zal het nog duren voor het dagelijkse offer weer in ere wordt hersteld? Wanneer zal de ontwijding van de tempel ophouden en Gods volk triomferen?’

14. De ander antwoordde: ‘Pas over drieëntwintighonderd dagen zal het heiligdom in ere worden hersteld.’

15. Terwijl ik, Daniël, dit visioen zag en het probeerde te begrijpen, stond er plotseling een man voor mij. Tenminste, hij zag eruit als een man.

16. Ik hoorde een menselijke stem van over de rivier de Ulai roepen: ‘Gabriël, vertel hem wat het visioen betekent.’

17. Hij liep op mij af en van schrik wierp ik mij languit op de grond. ‘Mensenkind,’ zei hij, ‘u moet begrijpen dat dit visioen betrekking heeft op de eindtijd.’

18. Terwijl hij dat zei, verloor ik het bewustzijn. Hij raakte mij echter aan en hielp mij overeind.

19. ‘Ik ben gekomen,’ zei hij, ‘om u te vertellen wat er gaat gebeuren als de tijd van Gods toorn ten einde loopt. Want wat u hebt gezien, gaat over het vastgestelde tijdstip van het einde.

20. De twee horens van de ram die u hebt gezien, zijn de koningen van Medië en Perzië.

21. De harige geitenbok is de koning van Griekenland en de lange hoorn tussen zijn ogen verbeeldt de eerste grote koning.

22. Daarna zag u dat de eerste hoorn werd afgebroken en dat vier anderen in zijn plaats kwamen. Dit betekent dat het rijk in vier koninkrijken zal uiteenvallen. Maar geen van hen zal zo sterk zijn als het eerste.

23. Deze koninkrijken laten, kort voor zij ten val komen, de boosdoeners de maat vol maken. Dan zal een andere koning aan de macht komen, een hardvochtig en listig man.

Lees verder hoofdstuk Daniël 8