Oude Testament

Nieuwe Testament

Daniël 10:3-11 Het Boek (HTB)

3. Al die tijd had ik geen wijn of vlees of andere lekkere dingen gegeten. Ook verzorgde ik mijn uiterlijk niet.

4. Op de vierentwintigste dag van de eerste maand stond ik aan de oever van de rivier de Tigris.

5. Ik keek op en plotseling stond vóór mij een man in linnen kleren met om zijn middel een gordel van zuiver goud!

6. Hij had een prachtig glanzende huid. Zijn gezicht schitterde als de bliksem en zijn ogen leken op vlammende fakkels. Zijn armen en voeten glansden als gepolijst koper en zijn stem klonk als het gedruis van een grote mensenmenigte.

7. Alleen ikzelf zag dit visioen. De andere mannen die bij mij waren, zagen niets. Maar zij werden wel overvallen door grote angst en vluchtten weg.

8. Ik bleef alleen achter. Door dit indrukwekkende visioen verloor ik al mijn kracht. Ik werd doodsbleek en voelde me als verlamd.

9. Toen hij tegen mij begon te praten, verloor ik het bewustzijn en lag languit op de grond.

10. Maar zijn hand raakte mij aan en richtte mij op, op handen en knieën. Ik beefde van angst.

11. Hij sprak tegen mij: ‘Daniël, geliefde man van God, sta op en luister aandachtig naar wat ik u te vertellen heb, want God heeft mij naar u toegestuurd.’ Terwijl hij zo met mij sprak, ging ik bevend staan.

Lees verder hoofdstuk Daniël 10