Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 3:12-28 Het Boek (HTB)

12. Daarna stuurde Abner boodschappers naar David: ‘Sluit een overeenkomst met mij, dan zal ik alles doen om te zorgen dat u heel Israël in bezit krijgt.’

13. ‘Goed,’ zei David, ‘maar er komt geen overeenkomst voordat u mijn vrouw Michal hebt teruggebracht.’

14. Daarna stuurde David dezelfde boodschap naar Isboseth: ‘Geef mij mijn vrouw Michal terug, want ik heb haar gekocht met de voorhuiden van honderd Filistijnen.’

15. Daarom haalde Isboseth haar weg bij haar man Palti.

16. Deze volgde Michal tot Bahurim terwijl hij huilde van verdriet. Toen zei Abner tegen hem: ‘U kunt nu beter naar huis gaan.’ Dat deed hij toen.

17. Intussen overlegde Abner met de leiders van Israël en hij herinnerde hen eraan dat zij David al een lange tijd als koning wilden hebben.

18. ‘Daarvoor bestaat nu de kans,’ zei hij tegen hen. ‘Want de Here heeft gezegd: “Door David zal Ik mijn volk van de Filistijnen en al hun andere vijanden redden.” ’

19. Abner sprak ook met de leiders van de stam Benjamin, waarna hij in Hebron David verslag deed over de vooruitgang die hij had geboekt in de besprekingen.

20. Twintig mannen vergezelden hem en David bood hun een feestelijke maaltijd aan.

21. Bij zijn vertrek beloofde Abner David: ‘Ik ga op weg om alle Israëlieten voor u bijeen te roepen, dan zullen zij een verdrag met u sluiten en zult u koning over heel Israël worden, zoals u al zolang hebt gewild.’ Daarop liet David Abner ongehinderd vertrekken.

22. Maar toen Abner net was vertrokken, keerde Joab met een deel van Davids troepen terug van een strooptocht die hun veel buit had opgeleverd.

23. Toen Joab hoorde dat Abner kort tevoren de koning had bezocht en ongehinderd weer was vertrokken,

24-25. spoedde hij zich naar de koning en vroeg hem boos: ‘Wat hebt u nu gedaan? Waarom hebt u Abner zomaar weg laten gaan? U weet heel goed dat hij hier kwam spioneren.’

26. Joab stuurde daarop boodschappers achter Abner aan om hem te zeggen dat hij moest terugkomen. Zij haalden hem in bij de bron Sira en hij ging met hen mee terug. David wist hier echter niets van.

27. Toen Abner bij Hebron aankwam, nam Joab hem bij de stadspoort terzijde alsof hij hem onder vier ogen wilde spreken. Hij stak hem echter in zijn buik en doodde hem uit wraak voor de dood van zijn broer Asaël.

28. Toen David dit hoorde, verklaarde hij: ‘Ik zweer bij de Here dat ik en mijn koninkrijk onschuldig zijn aan deze misdaad tegen Abner.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 3