Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 3:1-12 Het Boek (HTB)

1. Deze strijd vormde het begin van een langdurige oorlog tussen de volgelingen van Saul en David. Davids positie werd steeds sterker, terwijl die van de nakomelingen van Saul steeds zwakker werd.

2. David kreeg in Hebron diverse zonen. De oudste was Amnon, ter wereld gebracht door Ahinoam.

3. Abigaïl was de moeder van zijn tweede zoon, Kileab. De derde zoon was Absalom van zijn vrouw Maächa, de dochter van koning Talmai van Gesur.

4. Haggith bracht de vierde zoon, Adonia, ter wereld en daarna baarde Abital de vijfde zoon Sefatja.

5. Jithream was de zesde en zijn moeder heette Egla.

6. Terwijl de oorlog voortduurde, werd Abner steeds invloedrijker onder de volgelingen van Saul.

7. Hij misbruikte zijn positie om met Rizpa, een van Sauls bijvrouwen, te slapen. Toen Isboseth hem hiervoor ter verantwoording riep,

8. was Abner woedend. ‘Ben ik soms een Judese hond, dat ik zo word behandeld?’ schreeuwde hij. ‘Is dit mijn beloning na alles wat ik voor uw vader en u heb gedaan, door u niet aan David te verraden: mij lastigvallen over de één of andere vrouw?

9-10. God mag mij vervloeken als ik niet alles zal doen om uw hele koninkrijk, van Dan tot Berseba, van u af te nemen en aan David te geven, precies zoals de Here het hem heeft gezworen.’

11. Isboseth durfde niets terug te zeggen, omdat hij bang was voor Abner.

12. Daarna stuurde Abner boodschappers naar David: ‘Sluit een overeenkomst met mij, dan zal ik alles doen om te zorgen dat u heel Israël in bezit krijgt.’

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 3