Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 22:1-17 Het Boek (HTB)

1. Nadat de Here David had gered van Saul en al zijn andere vijanden, zong hij het volgende lied voor de Here:

2. ‘De Here is mijn Rots, mijn Burcht en mijn Redder.

3. Ik wil schuilen bij God, want Hij is mijn Rots en toevluchtsoord. Hij is mijn schild en mijn heil, mijn toevluchtsoord en hoge toren.O mijn Redder, dat U mij redde van al mijn vijanden.

4. Ik zal de Here loven, want Hij is het waard geprezen te worden, Hij zal mij redden van al mijn vijanden.

5. De golven van de dood omspoelden mij, stormvloeden van kwaad stortten zich op mij.

6. Ik zat in de val, onwrikbaar vastgebonden door hel en dood.

7. Maar in mijn angst riep ik de Here en vanuit zijn tempel hoorde Hij mij. Mijn hulpgeroep bereikte Hem.

8. Toen schokte en trilde de aarde, de fundamenten van de hemel beefden door zijn toorn.

9. Er kwam rook uit zijn neus en vuurtongen schoten uit zijn mond. Zij verteerden allen die voor Hem stonden en zetten de wereld in vuur en vlam.

10. Hij liet de hemel neerbuigen en kwam naar de aarde, lopend over donkere wolken.

11. Hij reed op een engel en vloog, Hij zweefde op de vleugels van de wind.

12. Duisternis omringde Hem, overal om Hem heen waren zware wolken

13. en de aarde gloeide op door zijn glans.

14. De Here liet het vanuit de hemel donderen, God, de Allerhoogste, sprak met zijn machtige stem.

15. Hij schoot zijn bliksempijlen weg en maakte zijn vijanden angstig.

16. Door zijn vreselijke adem en zijn bestraffende woord spleet de zee open en kwam de zeebodem bloot.

17. Hij redde mij van bovenaf en trok mij op uit het water.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 22