Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 11:16-27 Het Boek (HTB)

16. Joab stuurde Uria naar een plek vlakbij de belegerde stad waarvan hij wist dat daar de beste strijders van de vijand stonden opgesteld.

17. Bij een volgende aanval vanuit de stad werd Uria met nog enkele Israëlitische soldaten gedood.

18. Toen Joab David een verslag stuurde over de ontwikkelingen in de strijd,

19-21. zei hij tegen zijn boodschapper: ‘Als de koning nadat u verslag hebt gedaan boos wordt en vraagt: “Waarom zijn de troepen de stad zo dicht genaderd? Wisten zij dan niet dat er vanaf de muren op hen zou worden geschoten? Werd Abimelech, de zoon van Jerubbeset, bij Tebez niet door een vrouw gedood die een molensteen bovenop hem gooide?”, zeg dan tegen hem: “Ook Uria werd gedood.” ’

22. Zo kwam de boodschapper in Jeruzalem aan en vertelde alles aan David.

23. ‘De vijand was erg sterk en deed een uitval,’ zei hij, ‘maar toen wij hem achtervolgden naar de stadspoorten,

24. werden wij beschoten door de mannen op de muren, enkelen van ons werden gedood, ook de Hethiet Uria.’

25. ‘Goed, vertel Joab maar dat hij de moed niet moet verliezen,’ zei David. ‘Het zwaard doodt zowel de een als de ander! Vecht de volgende keer met meer verbetenheid en verover de stad, zeg hem dat ik tevreden ben over de resultaten tot nu toe.’

26. Bathséba rouwde toen zij hoorde dat haar man was gesneuveld.

27. Na de rouwperiode liet David haar halen en gaf haar onderdak in het paleis, waar zij een van zijn vrouwen werd. Daar bracht zij een zoon ter wereld. Maar de Here beschouwde deze handelwijze van David als een grote zonde.

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 11