Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 11:11-24 Het Boek (HTB)

11. Uria antwoordde: ‘De ark en alle legereenheden kamperen in het open veld. Zou ik dan thuis gaan zitten om goed te eten en te drinken en met mijn vrouw te slapen? Ik zweer dat ik me aan zoiets nooit schuldig zal maken.’

12. ‘Wel, blijf dan vannacht maar hier,’ zei David, ‘dan kunt u morgen naar de troepen terugkeren.’ Uria bleef dus in de buurt van het paleis.

13. David nodigde hem de volgende dag uit voor het eten en voerde hem dronken, desondanks ging hij die nacht niet naar huis, maar sliep weer bij het hofpersoneel aan de ingang van het paleis.

14. De volgende morgen schreef David een brief voor Joab en gaf die aan Uria mee.

15. In de brief gaf hij Joab opdracht Uria aan het front te zetten op de plaats waar het felst werd gevochten, dan terug te trekken en hem achter te laten om te sneuvelen!

16. Joab stuurde Uria naar een plek vlakbij de belegerde stad waarvan hij wist dat daar de beste strijders van de vijand stonden opgesteld.

17. Bij een volgende aanval vanuit de stad werd Uria met nog enkele Israëlitische soldaten gedood.

18. Toen Joab David een verslag stuurde over de ontwikkelingen in de strijd,

19-21. zei hij tegen zijn boodschapper: ‘Als de koning nadat u verslag hebt gedaan boos wordt en vraagt: “Waarom zijn de troepen de stad zo dicht genaderd? Wisten zij dan niet dat er vanaf de muren op hen zou worden geschoten? Werd Abimelech, de zoon van Jerubbeset, bij Tebez niet door een vrouw gedood die een molensteen bovenop hem gooide?”, zeg dan tegen hem: “Ook Uria werd gedood.” ’

22. Zo kwam de boodschapper in Jeruzalem aan en vertelde alles aan David.

23. ‘De vijand was erg sterk en deed een uitval,’ zei hij, ‘maar toen wij hem achtervolgden naar de stadspoorten,

24. werden wij beschoten door de mannen op de muren, enkelen van ons werden gedood, ook de Hethiet Uria.’

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 11