Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 6:3-17 Het Boek (HTB)

3. Daarna draaide de koning zich om naar de samengekomen Israëlieten en zegende hen met de woorden:

4. ‘Gezegend zij de Here, de God van Israël, die rechtstreeks tegen mijn vader David sprak en nu zijn belofte aan hem is nagekomen. Want Hij zei tegen hem:

5-6. “Nooit eerder, al sinds de dag waarop Ik mijn volk uit Egypte bevrijdde, heb Ik in Israël een stad uitgekozen om mijn tempel te laten bouwen om mijn naam daar te laten eren, en nooit eerder koos Ik een koning voor mijn volk Israël. Maar nu heb Ik Jeruzalem gekozen om er te wonen en David uitgekozen als koning.”

7. Het was de hartewens van mijn vader David deze tempel te bouwen als een woonplaats voor de Here, de God van Israël.

8-9. Maar de Here zei tegen mijn vader David: “Het is goed dat dit uw voornemen is, maar u mag dit zelf niet doen. Maar uw eigen zoon zal dit huis wel voor mijn naam bouwen.”

10. En nu heeft de Here gedaan wat Hij beloofd heeft, want Ik ben mijn vader opgevolgd als koning en ik heb de tempel gebouwd voor de naam van de Here, de God van Israël

11. en er de ark een plaats gegeven. In die ark rust het verbond tussen de Here en zijn volk Israël.’

12-13. Terwijl hij deze toespraak hield, stond koning Salomo op een verhoging midden in de buitenste voorhof voor het altaar van de Here. Die verhoging was van koper, 2,25 meter in het vierkant en 1,35 meter hoog. Terwijl iedereen toekeek, knielde hij, spreidde zijn armen uit naar de hemel en sprak het volgende gebed uit:

14. ‘O Here, God van Israël, er is geen god zoals U in de hele hemel of op aarde. U houdt U aan het verbond en blijft trouw aan hen die U gehoorzamen en die met vreugde uw wil doen.

15. U bent uw belofte aan mijn vader David nagekomen, zoals vandaag blijkt.

16. En nu, God van Israël, wilt U zorgen dat ook de rest van wat U hem hebt beloofd, werkelijkheid wordt? U zei immers tegen mijn vader David: “Uw nakomelingen zullen voor altijd over Israël regeren als zij mijn wetten net zo nauwgezet gehoorzamen als u hebt gedaan.”

17. Ja, Here, God van Israël, laat ook dat werkelijkheid worden.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 6