Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 6:17-22 Het Boek (HTB)

17. Ja, Here, God van Israël, laat ook dat werkelijkheid worden.

18. Maar zou God werkelijk bij de mensen op aarde willen wonen? Maar waarom dan toch? De hemel, zelfs de allerhoogste hemelen kunnen U niet bevatten. Hoe zou die tempel die ik heb gebouwd, dat dan wel kunnen?

19. Ik bid dat U mijn gebeden zult verhoren, Here, mijn God. Luister naar mijn gebed dat ik nu naar U opzend.

20-21. Zie dag en nacht vriendelijk neer op deze tempel, op deze plaats waarvan U hebt gezegd dat U hier uw naam zou vestigen. Wilt U altijd de gebeden die ik naar deze tempel gekeerd naar U opzend, horen en beantwoorden? Luister naar de gebeden van mij en van uw volk Israël, als wij naar deze tempel gericht tot U bidden. Ja, luister naar ons vanuit de hemel en als U ons hoort, vergeef ons dan.

22. Als iemand een misdaad heeft begaan en voor dit altaar een zelfvervloeking over zich afroept,

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 6