Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 36:3-14 Het Boek (HTB)

3. De koning van Egypte zette hem af en legde Juda een jaarlijkse belasting op van drieduizend kilo zilver en dertig kilo goud.

4. Koning Necho van Egypte benoemde Eljakim, de broer van Joahaz, tot nieuwe koning van Juda. Eljakims naam werd daarbij veranderd in Jojakim en Joahaz werd als gevangene meegenomen naar Egypte.

5. Jojakim was vijfentwintig jaar toen hij koning werd en regeerde elf jaar vanuit Jeruzalem. In de ogen van de Here was hij een goddeloze koning.

6. Ten slotte veroverde koning Nebukadnezar van Babel Jeruzalem en voerde de koning in ketens geboeid naar Babel.

7. Nebukadnezar haalde voorwerpen uit de tempel en gaf die een plaats in zijn eigen tempel in Babel.

8. De verdere geschiedenis van Jojakim en alle goddeloze dingen die hij deed, zijn te lezen in het Boek over de Koningen van Juda. Zijn zoon Jojachin volgde hem op.

9. Jojachin was acht jaar oud toen hij de troon besteeg. Hij hield het echter slechts drie maanden en tien dagen vol met een bewind dat in de ogen van de Here goddeloos was.

10. Rond de jaarwisseling liet koning Nebukadnezar hem naar Babel komen. Tegelijkertijd werden de kostbaarste voorwerpen vanuit de tempel naar Babel meegenomen en koning Nebukadnezar benoemde Jojachins broer Zedekia tot nieuwe koning van Juda en Jeruzalem.

11. Zedekia was eenentwintig jaar bij zijn troonsbestijging en regeerde elf jaar vanuit Jeruzalem.

12. Ook zijn bewind kenmerkte zich in de ogen van de Eeuwige door goddeloosheid. De koning weigerde namelijk te luisteren naar de profeet Jeremia, die hem boodschappen van de Here doorgaf.

13. Hij kwam bovendien in opstand tegen koning Nebukadnezar, ondanks het feit dat hij tegenover hem een eed van trouw had afgelegd. Zedekia was hard en koppig als het erom ging zich tot de Here, de God van Israël, te bekeren, dat weigerde hij absoluut.

14. Alle vooraanstaanden van het land, onder wie de hogepriesters, evenals het hele volk, vereerden de heidense afgoden van de omringende landen en ontheiligden de tempel van de Here in Jeruzalem.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 36