Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 33:1-10 Het Boek (HTB)

1. Manasse was nog maar twaalf jaar oud toen hij koning werd. Hij regeerde vijfenvijftig jaar vanuit Jeruzalem.

2. Maar hij voerde een goddeloos bewind, want hij moedigde zijn onderdanen aan de afgoden te aanbidden van de heidense volken die de Here had vernietigd toen het volk Israël het land binnentrok.

3. Hij herbouwde de heidense tempels die zijn vader Hizkia had afgebroken, evenals de altaren van Baäl en de Asjéra-beelden. Ook boog hij neer voor de zon, de maan en de sterren en aanbad deze regelmatig.

4-5. Hij plaatste zelfs heidense altaren op de beide voorpleinen van de tempel van de Here die dienden voor de verering van zon, maan en sterren. En dat op de plaats waarvan de Here had gezegd dat Hij daar voor altijd zou worden vereerd.

6. Manasse offerde zelfs zijn eigen kinderen als brandoffer in het dal Ben-Hinnom. Hij ging te rade bij mediums, waarzeggers en bezweerders en moedigde elk soort afgoderij aan. Hij deed afschuwelijke zonden in de ogen van de Here en riep zo zijn toorn op.

7. Hij presteerde het zelfs een afgodsbeeld in Gods eigen tempel neer te zetten, waarvan God tegen David en zijn zoon Salomo had gezegd: ‘Ik zal worden vereerd in deze tempel en in Jeruzalem, de stad die Ik uit alle andere steden van Israël heb gekozen om daar voor altijd te worden vereerd.

8. En als u zich aan mijn geboden houdt en aan alle wetten en aanwijzingen die Mozes u heeft gegeven, dan zal Ik Israël nooit meer verbannen uit dit land, dat Ik uw voorouders gaf.’

9. Maar Manasse moedigde de inwoners van Juda en Jeruzalem aan tot nog meer goddeloze daden dan de volken hadden gedaan, die de Here destijds vernietigde toen Israël het land binnentrok.

10. Hoewel de Here tot Manasse en zijn volk sprak, luisterden zij niet naar zijn waarschuwingen.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 33