Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 29:18-31 Het Boek (HTB)

18. Zij gingen terug naar het paleis en meldden koning Hizkia: ‘Wij zijn klaar met de reiniging van de tempel, het brandofferaltaar en het toebehoren en de tafel voor de toonbroden en de bijbehorende zaken.

19. Wij hebben bovendien alle voorwerpen die koning Achaz had weggegooid toen hij de tempel afsloot, teruggevonden en gereinigd. Zij liggen op hun plaats bij het altaar van de Here.’

20. De volgende morgen ging koning Hizkia met de leiders van de stad naar de tempel.

21. Zij hadden zeven jonge stieren, zeven rammen, zeven lammeren en zeven bokken bij zich als zondoffer voor het koningshuis, voor de tempel en voor Juda. Hij gaf de priesters, de zonen van Aäron, opdracht de dieren te offeren op het altaar van de Here.

22. Zij slachtten de jonge stieren, waarna de priesters het bloed opvingen en op het altaar sprenkelden. Hetzelfde deden zij met de rammen en de lammeren.

23. Daarna werden de bokken voor het zondoffer bij de koning en de rest van het gezelschap gebracht en zij legden hun handen op de dieren.

24. De priesters slachtten de bokken en goten het bloed als een zondoffer op het altaar om verzoening te doen voor heel Israël. De koning had uitdrukkelijk gezegd dat het brandoffer en het zondoffer voor het hele volk Israël moesten worden gebracht.

25-26. Hij haalde Levieten in de tempel bijeen en liet hen een begeleidingsgroep vormen met cimbalen, harpen en citers. Dat was in overeenstemming met de aanwijzingen van koning David en van de profeten Gad en Nathan die hun instructies weer van de Here hadden ontvangen. De priesters bespeelden de trompetten.

27. Hizkia beval dat het brandoffer op het altaar moest worden gelegd en toen het offeren begon, werd het lied voor de Here ingezet, begeleid door de trompetten en de instrumenten van koning David van Israël.

28. Gedurende de hele ceremonie van het brandoffer boog iedereen voor de Here en zong men samen het lied, begeleid door de trompetten.

29. Nadat het brandoffer was gebracht, bogen de koning en allen die bij hem waren zich diep.

30. Daarna vroeg koning Hizkia de Levieten enkele psalmen van David en van de profeet Asaf voor de Here te zingen. Zij deden dat met vreugde, bogen hun hoofden en aanbaden de Here.

31. ‘Dit is het einde van de ceremonie, u hebt nu uzelf aan de Here toegewijd,’ zei Hizkia. ‘Breng nu uw geschenken en dankoffers.’ Mensen uit alle delen van het land brachten daarop hun geschenken en dankoffers en zij die dat wilden, namen ook brandoffers mee.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 29