Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 20:29-33 Het Boek (HTB)

29. En de omringende koninkrijken werden bang voor God, toen zij hoorden dat de Here in eigen persoon de strijd had aangebonden met de vijanden van Israël.

30. Daarom werd Josafats koninkrijk met rust gelaten, want zijn God gaf hem rust.

31. Een kort overzicht van het leven van koning Josafat: toen hij koning van Juda werd, was hij vijfendertig jaar. Hij regeerde het land vijfentwintig jaar vanuit Jeruzalem. Zijn moeder heette Azuba en was een dochter van Silhi.

32. Hij was een goede koning, net als zijn vader Asa. Hij probeerde steeds de Here te volgen.

33. Maar toch had hij de afgodentempels in de heuvels niet verwoest en de Judeeërs hadden nog steeds niet met heel hun hart gekozen voor het volgen van de God van hun voorouders.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 20