Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Kronieken 13:5-14 Het Boek (HTB)

5. ‘Luister! Beseft u niet dat de Here, de God van Israël, heeft beloofd dat Davids nakomelingen voor altijd koningen van Israël zouden zijn?

6. Uw koning Jerobeam is slechts een dienaar van Davids zoon en bovendien nog een verrader van zijn meester.

7. Daarna voegde zich een grote groep doortrapte rebellen bij hem die zo Salomo's zoon Rehabeam in de steek liet. Die kon hen toen niet tegenhouden, omdat hij jong en onervaren was.

8. Denkt u nu werkelijk dat u het koninkrijk van de Here, geleid door een nakomeling van David, kunt verslaan? Uw leger is wel tweemaal zo groot als het mijne, maar u bent vervloekt door die gouden kalveren die u bij u hebt en die Jerobeam voor u maakte, hij noemt ze uw goden.

9. Bovendien hebt u de priesters van de Here en de Levieten verdreven en in hun plaats heidense priesters aangesteld. Net als de volken van andere landen accepteert u iedereen die met een jonge stier en zeven rammen voor zijn priesterwijding bij u komt. Iedereen kan priester worden van die zogenaamde goden van u!

10. Maar wij blijven zeggen dat de Here onze God is en wij hebben Hem niet de rug toegekeerd. Uitsluitend de nakomelingen van Aäron zijn onze priesters en alleen de Levieten mogen hen helpen bij hun werk.

11. Zij verbranden elke morgen en elke avond offers voor de Here, brandoffers en aangenaam geurend reukwerk, zij leggen de toonbroden op de heilige tafel. Elke avond wordt de gouden kandelaar ontstoken, want wij willen trouw blijven aan de aanwijzingen van de Here, onze God, terwijl u Hem de rug hebt toegekeerd.

12. Daarom staat God aan onze kant, Hij is onze leider. Zijn priesters zullen, blazend op hun trompetten, voorop gaan wanneer wij tegen u ten strijde trekken. Volk van Israël, vecht niet tegen de Here, de God van uw voorouders, want dat zal u duur komen te staan.’

13. Intussen had Jerobeam een deel van zijn troepen een omtrekkende beweging laten maken. Zijn mannen bevonden zich achter de mannen van Juda en hij kon hen dus insluiten!

14. Het leger van Juda zag dat het volkomen ingesloten was. Toen riepen zij tot de Here om hulp en de priesters bliezen op de trompetten.

Lees verder hoofdstuk 2 Kronieken 13