Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 8:4-11 Het Boek (HTB)

4. Toen zij binnenkwam, was de koning net in gesprek met Elisa's dienaar Gehazi en zei: ‘Vertel mij eens iets over de grote daden die Elisa heeft verricht.’

5. Gehazi vertelde hem hoe Elisa eens een kleine jongen weer tot leven had gebracht. Precies op dat moment kwam de moeder van de jongen binnen. ‘Koning,’ riep Gehazi, ‘dit is de moeder van de jongen, over wie ik u vertelde, die door Elisa weer tot leven werd gewekt!’

6. ‘Is dit waar?’ vroeg de koning haar. En zij beaamde dat. Daarop gaf hij een van zijn ambtenaren opdracht ervoor te zorgen dat al haar vroegere eigendommen werden teruggegeven, inclusief de waarde van de oogsten die waren binnengehaald tijdens haar afwezigheid.

7. Korte tijd later ging Elisa naar Damascus, de hoofdstad van Syrië, waar koning Benhadad ziek lag. Iemand vertelde de koning dat de profeet was aangekomen.

8. Bij het horen van dat nieuws zei de koning tegen Hazaël: ‘Breng een geschenk naar de man van God en verzoek hem de Here te vragen of ik weer beter zal worden.’

9. Hazaël ging met veertig kameelladingen van de beste producten uit Damascus als geschenk naar Elisa en zei tegen hem: ‘Koning Benhadad van Syrië heeft mij gestuurd om u te vragen of hij van deze ziekte zal genezen.’

10. Elisa antwoordde: ‘Ga terug en zeg tegen hem: u zult niet van deze ziekte genezen, want de Here heeft mij laten zien dat u spoedig zult sterven.’

11. Elisa staarde Hazaël net zolang aan tot hij verlegen werd en barstte toen in tranen uit.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 8