Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 4:24-40 Het Boek (HTB)

24. Zij zadelde de ezel en zei tegen de knecht: ‘Snel! Drijf hem zoveel mogelijk op. Als het langzamer moet, zeg ik het je wel.’

25. Toen zij de berg Karmel naderde, zag Elisa haar in de verte en zei tegen Gehazi: ‘Kijk, daar komt de vrouw uit Sunem aan.

26. Loop snel naar haar toe en vraag wat er aan de hand is. Overtuig je ervan dat alles goed is met haar man en kind.’ ‘Ja hoor,’ zei zij tegen Gehazi, ‘alles is goed.’

27. Maar toen zij bij Elisa kwam, viel zij op de grond voor hem neer en greep zijn voeten. Gehazi probeerde haar weg te trekken, maar de profeet zei: ‘Laat haar maar begaan, ze is erg verdrietig en de Here heeft mij niet gezegd wat het is.’

28. Toen zei zij: ‘U hebt gezegd dat ik een zoon zou krijgen. En ik heb u gesmeekt mij niets wijs te maken.’

29. Elisa wendde zich tot Gehazi en zei: ‘Snel, pak mijn staf. Praat met niemand onderweg. Haast je en leg de staf op het gezicht van de jongen.’

30. Maar de moeder van de jongen zei: ‘Ik zweer bij God dat ik niet zonder u naar huis terugga!’ Dus ging Elisa samen met haar op weg.

31. Gehazi ging vooruit en legde de staf op het gezicht van het kind, maar er gebeurde niets. Er was geen teken van leven te bespeuren. Hij ging terug Elisa tegemoet en zei hem: ‘Het kind is nog steeds dood.’

32. Toen Elisa het huis binnenging, lag het kind inderdaad dood op het bed van de profeet.

33. Hij ging de slaapkamer binnen, sloot de deur achter zich en bad tot de Here.

34. Daarna ging hij op de jongen liggen, met zijn mond op de mond van het kind, zijn ogen op de ogen van het kind en zijn handen op diens handen. Het lichaam van het kind werd langzaam warm.

35. De profeet ging naar beneden, liep een paar keer door het huis heen en weer en ging weer naar boven. Opnieuw ging hij bovenop het kind liggen. Deze keer nieste de jongen zevenmaal en deed zijn ogen open.

36. De profeet riep Gehazi. ‘Roep de vrouw hier,’ zei hij. En toen zij binnenkwam, zei hij: ‘Hier is uw zoon.’

37. Zij viel aan zijn voeten neer, pakte daarna haar zoon op en ging de kamer uit.

38. Elisa ging terug naar Gilgal, maar ondertussen heerste er hongersnood in het land. Op een dag, toen hij de jonge profeten les gaf, zei hij tegen Gehazi: ‘Maak wat moes klaar voor deze mannen in de grootste pot die er is.’

39. Een van de jonge mannen ging het land op om wat groenten te halen en kwam terug met een aantal wilde, bittere pompoenen. Hij sneed ze in stukken en gooide ze in de pan zonder te weten dat ze giftig waren.

40. Nadat de mannen echter een paar happen van de moes hadden genomen, riepen zij: ‘Heer, er zit vergif in deze moes!’ En ze konden het niet eten.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 4