Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 25:2-13 Het Boek (HTB)

2. Het beleg duurde bijna twee jaar.

3. Toen raakte het laatste voedsel in de stad op.

4-5. In de nacht van de negende dag van de vierde maand maakten de belegeraars een gat in de stadsmuur. Toen de koning en zijn soldaten dat zagen, vluchtten zij de vlakte op door een poort tussen de dubbele muren bij de tuin van de koning. De Babyloniërs zetten de achtervolging in en kregen hem op de vlakten van Jericho te pakken. Daar werden zijn troepen volledig uit elkaar geslagen.

6. Hij werd naar Ribla gebracht, waar de koning van Babel hem verhoorde en daarna veroordeelde.

7. Hij werd gedwongen toe te kijken hoe zijn zonen voor zijn ogen werden afgeslacht, daarna werden zijn ogen uitgestoken, kreeg hij koperen boeien om en werd weggevoerd naar Babel.

8. Nebuzaradan, het hoofd van de koninklijke lijfwacht, kwam op de zevende dag van de vijfde maand van het negentiende regeringsjaar van koning Nebukadnezar vanuit Babel in Jeruzalem aan.

9. Hij brandde de tempel plat, evenals het koninklijk paleis en alle andere huizen die nog iets betekenden.

10. Daarna zorgde hij ervoor dat het Babylonische leger de stadsmuren van Jeruzalem met de grond gelijkmaakte.

11. De overgebleven inwoners van de stad en de Joodse overlopers, die de koning van Babel trouw hadden gezworen, werden als ballingen naar Babel meegevoerd.

12. De allerarmsten werden echter achtergelaten om nog voor de wijngaarden en akkers te zorgen.

13. De Babyloniërs sloopten de koperen pilaren van de tempel en het grote koperen vat met de bijbehorende kleinere vaten en namen al het koper mee naar Babel.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 25