Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 23:1-6 Het Boek (HTB)

1. Koning Josia riep alle leiders van Juda en Jeruzalem bijeen om met hem naar de tempel te gaan.

2. Alle priesters, profeten en andere mensen, van groot tot klein, verzamelden zich bij de tempel. Daar liet de koning het boek van het verbond dat in de tempel was gevonden, voorlezen.

3. De koning stond naast de pilaar en samen met het aanwezige volk beloofde hij de Here plechtig dat hij Hem met hart en ziel zou gehoorzamen en zou doen wat in het boek werd bevolen.

4. Daarna gaf de koning de hogepriester Hilkia, de rest van de priesters en de tempelwachters opdracht alle voorwerpen in de tempel te vernietigen die iets te maken hadden met de verering van Baäl, Asjéra en de zon, de maan en de sterren. De koning liet alles naar buiten brengen en verbranden in de velden van het Kidron-dal buiten Jeruzalem en hij liet de as naar Betel brengen.

5. Hij zette de valse priesters af, die waren aangesteld door de vroegere koningen van Juda. Zij hadden reukwerk verbrand op de heuvels door heel Juda en zelfs in Jeruzalem. Tevens hadden zij reukwerk geofferd aan Baäl en aan de zon, de maan en de sterren.

6. Hij verwijderde het schandelijke afgodsbeeld van Asjéra uit de tempel en bracht het buiten Jeruzalem naar de beek Kidron. Daar verbrandde hij het en gooide de overgebleven as op de begraafplaats van de gewone mensen.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 23