Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 22:3-4-15-16 Het Boek (HTB)

3-4. In zijn achttiende regeringsjaar stuurde koning Josia zijn secretaris Safan, de zoon van Azalia en kleinzoon van Mesullam, naar de tempel om de hogepriester Hilkia de volgende opdracht te geven: ‘Verzamel het geld dat de priesters van de mensen ontvangen bij de deur van de tempel.

5-6. Geef het aan de bouwopzichters, zodat zij timmerlui en metselaars kunnen huren en hout en stenen kunnen kopen voor de restauratie van de tempel.’

7. De bouwopzichters hoefden geen verantwoording af te leggen voor hun uitgaven, want het waren allemaal eerlijke mannen.

8. Op een dag kwam de hogepriester Hilkia bij secretaris Safan en vertelde hem: ‘Ik heb in de tempel een boekrol ontdekt, waarop de wetten van God staan geschreven.’ Hij gaf de boekrol aan Safan om hem te lezen.

9-10. Toen Safan de koning verslag uitbracht over de vorderingen bij het herstel van de tempel, vertelde hij hem ook over de boekrol die Hilkia had gevonden. Safan las de inhoud aan de koning voor.

11. Nadat de koning had gehoord wat in de boekrol stond, scheurde hij ontzet zijn kleren.

12-13. Hij beval de priester Hilkia, Safan en Asaja, de persoonlijke dienaar van de koning, Safans zoon Ahikam en Michaja's zoon Achbor aan de Here te vragen: ‘Wat moeten wij doen? Wij hebben de aanwijzingen uit dit boek niet opgevolgd, uw toorn moet wel erg groot zijn, want ook onze voorouders hebben uw geboden niet nageleefd.’

14. De priester Hilkia, Ahikam, Achbor, Safan en Asaja gingen naar het nieuwe deel van Jeruzalem om de profetes Hulda op te zoeken. Zij was de vrouw van Sallum, de zoon van Tikva en kleinzoon van Harhas, die aan het hoofd stond van het kledingmagazijn.

15-16. Zij gaf hun de volgende boodschap door van de Here, de God van Israël: ‘Vertel de man die u naar Mij toestuurde, dat Ik deze stad en haar inwoners ga vernietigen, zoals staat in het boek dat u hebt gelezen.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 22