Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 22:1-2-9-10 Het Boek (HTB)

1-2. Josia, de nieuwe koning van Juda, was acht jaar oud. Hij regeerde eenendertig jaar in Jeruzalem. Jedida, een dochter van Adaja uit Bozkath, was zijn moeder. Zijn bewind was goed, want hij volgde het voorbeeld van zijn voorvader David door de Here volkomen te gehoorzamen.

3-4. In zijn achttiende regeringsjaar stuurde koning Josia zijn secretaris Safan, de zoon van Azalia en kleinzoon van Mesullam, naar de tempel om de hogepriester Hilkia de volgende opdracht te geven: ‘Verzamel het geld dat de priesters van de mensen ontvangen bij de deur van de tempel.

5-6. Geef het aan de bouwopzichters, zodat zij timmerlui en metselaars kunnen huren en hout en stenen kunnen kopen voor de restauratie van de tempel.’

7. De bouwopzichters hoefden geen verantwoording af te leggen voor hun uitgaven, want het waren allemaal eerlijke mannen.

8. Op een dag kwam de hogepriester Hilkia bij secretaris Safan en vertelde hem: ‘Ik heb in de tempel een boekrol ontdekt, waarop de wetten van God staan geschreven.’ Hij gaf de boekrol aan Safan om hem te lezen.

9-10. Toen Safan de koning verslag uitbracht over de vorderingen bij het herstel van de tempel, vertelde hij hem ook over de boekrol die Hilkia had gevonden. Safan las de inhoud aan de koning voor.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 22