Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 20:4-15 Het Boek (HTB)

4. Nog voordat Jesaja het binnenplein van het paleis had verlaten, sprak de Here hem al weer toe.

5. ‘Ga terug naar Hizkia, de leider van mijn volk, en zeg hem dat de Here, de God van zijn voorvader David, zijn gebed heeft gehoord en zijn tranen heeft gezien. Ik zal hem genezen en over drie dagen zal hij al weer op zijn en de tempel kunnen bezoeken.

6. Ik zal hem nog vijftien jaar te leven geven en hem en zijn stad beschermen tegen de koning van Assyrië. Dit zal Ik allemaal doen omwille van Mijzelf en omwille van mijn dienaar David.’

7. Jesaja gaf Hizkia het advies enkele vijgen op de zweer te leggen. Op die manier werd hij genezen.

8. In de tussentijd had koning Hizkia aan Jesaja gevraagd: ‘Met welk teken kunt u bewijzen dat de Here mij zal genezen en dat ik over drie dagen weer naar de tempel zal kunnen gaan?’

9. ‘De Here zal u een bewijs geven,’ vertelde Jesaja hem. ‘Wilt u dat de schaduw van de zonnewijzer tien graden naar voren of naar achteren gaat?’

10. ‘De schaduw gaat altijd naar voren,’ antwoordde Hizkia, ‘laat hem nu naar achteren gaan.’

11. Jesaja vroeg de Here dit te doen en Hij zorgde ervoor dat de schaduw tien graden terugging op de zonnewijzer van Achaz.

12. Korte tijd later stuurde Berodach-Baladan, de zoon van koning Baladan van Babel, gezanten met geschenken en groeten naar Hizkia. Hij had gehoord dat hij ziek was.

13. Hizkia verwelkomde hen en liet hun al zijn schatten zien—het zilver, het goud, de specerijen, de kostbare oliën, zijn wapens—letterlijk alles!

14. Daarop ging Jesaja naar koning Hizkia en vroeg hem: ‘Wat willen deze mannen? Waar komen zij vandaan?’ ‘Uit het verre Babel,’ antwoordde Hizkia.

15. ‘Wat hebben zij allemaal gezien in uw paleis?’ wilde Jesaja verder weten. En Hizkia antwoordde: ‘Alles. Ik heb hun al mijn schatten laten zien.’

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 20