Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 12:13-14-19 Het Boek (HTB)

13-14. Het werd dus niet gebruikt voor het maken van zilveren kommen, messen, schalen en trompetten of dergelijke zaken, maar alleen voor de reparatiewerkzaamheden aan het gebouw.

15. Van de bouwopzichters werd geen rekening en verantwoording gevraagd, want zij waren eerlijke en betrouwbare mannen.

16. Het geld dat werd geschonken voor schuldoffers en zondoffers, werd niet voor de tempel van de Here bestemd, dat bleef voor de priesters.

17. Ongeveer in die tijd verklaarde koning Hazaël van Syrië de oorlog aan Gath en nam de stad in. Daarna trok hij verder naar Jeruzalem om ook die stad aan te vallen.

18. Koning Joas nam echter alle heilige voorwerpen die zijn voorouders—Josafat, Joram en Ahazia, de koningen van Juda—hadden gewijd, samen met wat hijzelf aan de Here had gewijd en al het goud uit de schatkamers van de tempel en het paleis en stuurde dat naar Hazaël. Die zag toen van verdere belegering af.

19. De rest van de geschiedenis van koning Joas staat beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 12