Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Koningen 10:22-36 Het Boek (HTB)

22. Hij gaf het hoofd van de kleedkamer opdracht dat iedere vereerder van Baäl een speciale mantel moest dragen.

23. Jehu en Jonadab, de zoon van Rechab, gingen de tempel in en zeiden tegen de aanwezigen: ‘Zorg ervoor dat hier alleen vereerders van Baäl zijn, laat niemand binnen die de Here aanbidt.’

24. De priesters van Baäl begonnen geschenken en brandoffers te offeren en intussen omsingelde Jehu het gebouw met tachtig van zijn mannen en droeg hun op: ‘Als iemand ontsnapt, betalen jullie daarvoor met jullie eigen leven.’

25. Zodra de priester klaar was met het brengen van zijn brandoffer, ging Jehu naar buiten en beval zijn officieren en manschappen: ‘Ga naar binnen en dood iedereen! Laat er niet één ontsnappen!’ Zo slachtten zij iedereen in de tempel af en sleepten de lijken naar buiten. Daarna gingen de mannen het heiligdom in de tempel binnen,

26. sleepten de heilige pilaar die voor de eredienst van Baäl werd gebruikt, naar buiten en verbrandden hem.

27. Zij braken de tempel af en maakten er een openbaar toilet van. En dat is het vandaag de dag nog.

28. Op die manier verwijderde Jehu elk spoor van Baäl uit Israël.

29. Hij vernietigde de gouden kalveren in Betel en Dan echter niet. De verering van deze beelden was de grote zonde van Jerobeam, de zoon van Nebat, waarin heel Israël werd meegesleept.

30. Naderhand zei de Here tegen Jehu: ‘U hebt mijn aanwijzingen voor het uitroeien van het nageslacht van Achab goed uitgevoerd. Daarom zal ik ervoor zorgen dat uw zoon, uw kleinzoon en uw achterkleinzoon koningen van Israël zullen zijn.’

31. Maar Jehu volgde de Here, de God van Israël, niet met zijn hele hart, want hij ging door met het aanbidden van de gouden kalveren van Jerobeam, die Israël in deze grote zonde had aangemoedigd.

32-33. In die tijd begon de Here het grondgebied van Israël te verkleinen. Koning Hazaël veroverde diverse stukken grond van het gebied ten oosten van de Jordaan en de gebieden Gilead, Gad en Ruben. Hij annexeerde ook delen van Manasse, vanaf de rivier de Aroër in het dal van Arnon en Gilead en Basan.

34. De rest van Jehu's daden zijn beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël.

35. Na zijn dood werd Jehu in Samaria begraven. Zijn zoon Joahaz volgde hem op als koning.

36. In totaal regeerde Jehu achtentwintig jaar als koning van Israël in Samaria.

Lees verder hoofdstuk 2 Koningen 10