Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 29:6-11 Het Boek (HTB)

6. Achis liet David en zijn mannen bij zich roepen en zei: ‘Ik zweer bij de Here dat ik het van harte meen wanneer ik u zeg dat u eerlijke mensen bent en ik vind dan ook dat u met ons leger mee zou moeten gaan. Ik heb immers vanaf het begin gemerkt dat u volledig te vertrouwen bent. Alleen zijn de andere leiders het daar niet mee eens.

7. Ga daarom maar stilletjes terug.’

8. ‘Waarom word ik op deze manier behandeld?’ wilde David weten. ‘Waarom mag ik niet tegen uw vijanden vechten?’

9. Maar Achis was vastbesloten: ‘Wat mij betreft, ik bewonder u alsof u een engel van God was. Maar de leiders zijn er nu eenmaal tegen dat u met hen meedoet aan de strijd.

10. Sta morgen maar vroeg op en vertrek zodra het licht wordt.’

11. Zo ging David 's morgens vroeg terug naar het land van de Filistijnen, terwijl het Filistijnse leger zijn weg naar Jizreël vervolgde.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 29