Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 25:12-28 Het Boek (HTB)

12. Met die boodschap keerden Davids boodschappers naar hem terug.

13. ‘Pak jullie zwaarden,’ riep David, terwijl hij zijn riem met het zwaard om zijn middel vastmaakte. Hij nam vierhonderd mannen mee en tweehonderd bleven achter om hun eigendommen te bewaken.

14. Ondertussen was een van Nabals mannen naar Abigaïl gegaan en had gezegd: ‘David heeft mannen vanuit de wildernis gestuurd om onze meester te begroeten, maar hij beledigde hen en schold hen uit.

15-16. Davids mannen hebben ons inderdaad heel goed behandeld en wij hebben nooit iets van hen te duchten gehad en zijn nooit wat te kort gekomen, eigenlijk vormden zij dag en nacht een beschermende muur om ons en de schapen heen.

17. U kunt beter snel iets bedenken, want onze meester en zijn hele familie krijgen hier moeilijkheden mee. Hij is zo koppig, er valt met hem niet te praten!’

18. Abigaïl verzamelde snel tweehonderd broden, twee zakken wijn, vijf klaargemaakte schapen, ongeveer zestig liter geroosterd koren, honderd rozijnenkoeken en tweehonderd vijgenkoeken, die zij op ezels liet pakken.

19. ‘Rij maar vooruit,’ zei zij tegen haar knechten, ‘ik kom wel achter jullie aan.’ Ze vertelde haar man echter niet wat zij ging doen.

20. Terwijl zij op haar ezel door een bergpas reed, ontmoette zij David, die haar tegemoet kwam.

21. David had bij zichzelf gezegd: ‘Het heeft ons weinig goed gedaan dat we die kerel hebben geholpen. Wij beschermden zijn kudden in de wildernis, zodat geen enkel dier verdween of werd gestolen. Nu het erop aankomt, doet hij niets voor ons.

22. Moge God hem vervloeken en ook mij als morgenvroeg ook nog maar één van zijn mannen in leven is!’

23. Toen Abigaïl David zag aankomen, liet zij zich snel van haar ezel glijden en boog diep voor hem.

24. ‘Ik neem alle schuld voor deze zaak op mij, mijn heer,’ zei zij. ‘Luister alstublieft naar wat ik wil zeggen.

25. Trek u toch niets aan van wat Nabal heeft gezegd, want hij is een onbenul. Hij is een dwaas, zoals zijn naam al zegt. De boodschappers die u stuurde, heb ik helaas niet gezien.

26. Omdat de Here u ervan heeft weerhouden zelf te moorden en wraak te nemen, bid ik bij het leven van God en van u, dat al uw vijanden net zo vervloekt zullen zijn als Nabal is.

27. Ik heb hier een geschenk bij mij voor u en uw mannen.

28. Vergeef mij voor het onrecht dat we u hebben aangedaan. De Here zal u en uw kinderen voor altijd het koningschap schenken, want u voert zijn oorlogen. Doe dus nooit iets fout in uw hele leven.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 25