Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 20:9-18 Het Boek (HTB)

9. ‘Natuurlijk niet,’ reageerde Jonathan verontwaardigd. ‘Ik zou het je toch wel vertellen als ik zeker wist dat mijn vader van plan was je te doden?’

10. Daarop vroeg David: ‘Hoe kom ik te weten wat je vader met mij van plan is?’

11. ‘Kom met me mee het veld in,’ antwoordde Jonathan. En samen gingen zij op weg.

12. Toen zei Jonathan tegen David: ‘Ik beloof bij de Here, de God van Israël, dat ik morgen om deze tijd of op zijn laatst overmorgen met mijn vader over jou zal spreken. Ik zal je meteen laten weten hoe hij over je denkt.

13. Als hij boos is en wil dat je wordt gedood, mag de Here mij doden als ik het jou niet vertel, zodat jij kunt vluchten om je leven te redden. Moge de Here met je zijn zoals Hij eerst met mijn vader was.

14. En onthoud dat je de liefde en de vriendschap van de Here niet alleen aan mij betoont tijdens mijn leven,

15. maar ook aan mijn kinderen, nadat de Here al je vijanden heeft vernietigd.’

16. Zo sloot Jonathan een verbond met de familie van David en David zwoer daarop met een eed tegen zichzelf en zijn nakomelingen, als hij zijn beloften niet zou nakomen.

17. Maar Jonathan liet David opnieuw zweren en nu bij zijn liefde voor hem, want hij hield evenveel van hem als van zichzelf.

18. Toen zei Jonathan: ‘Morgen is het nieuwe maan en ze zullen je missen als je plaats aan tafel leeg blijft.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 20