Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 20:15-24-25 Het Boek (HTB)

15. maar ook aan mijn kinderen, nadat de Here al je vijanden heeft vernietigd.’

16. Zo sloot Jonathan een verbond met de familie van David en David zwoer daarop met een eed tegen zichzelf en zijn nakomelingen, als hij zijn beloften niet zou nakomen.

17. Maar Jonathan liet David opnieuw zweren en nu bij zijn liefde voor hem, want hij hield evenveel van hem als van zichzelf.

18. Toen zei Jonathan: ‘Morgen is het nieuwe maan en ze zullen je missen als je plaats aan tafel leeg blijft.

19. Nadat je je drie dagen hebt verstopt, ga je naar de schuilplaats waar je al eerder was, bij de steen Haëzel.

20. Ik zal daar naartoe komen en drie pijlen naar de steen schieten, alsof ik op een schijf aan het schieten ben.

21. Dan zal ik een jongen de pijlen weer laten ophalen. Als je mij tegen hem hoort zeggen: “Ze liggen aan deze kant,” dan bedoel ik dat alles in orde is en dat geen moeilijkheden zijn te verwachten. Kom dan gerust tevoorschijn.

22. Maar als ik tegen hem zeg: “Doorlopen, ze liggen nog verder weg,” dan wil dat zeggen dat je onmiddellijk moet vluchten.

23. En moge de Here ervoor zorgen dat wij onze beloften aan elkaar houden, want Hij is er getuige van geweest.’

24-25. David verborg zich toen in het veld. Bij het begin van het feest van de nieuwe maan zat de koning tijdens de maaltijd op zijn gewone plaats tegen de muur. Jonathan stond op toen Abner binnenkwam en naast Saul ging zitten. Davids plaats bleef echter leeg.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 20