Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 19:9-10-16 Het Boek (HTB)

9-10. Maar op een dag zat Saul thuis met zijn speer in de hand toen opeens weer de boze geest van God over hem kwam. David was al gekomen om op de harp te spelen, maar plotseling gooide Saul met dezelfde bedoeling als tevoren de speer in Davids richting. David dook echter weg en vluchtte de nacht in. De speer bleef trillend in de muur steken.

11. Saul stuurde soldaten om Davids huis te bewaken en hem te doden als hij 's morgens naar buiten zou komen. ‘Als je vannacht niet vlucht,’ waarschuwde Michal hem, ‘zul je morgenochtend dood zijn.’

12. Zij hielp hem door een raam ontvluchten.

13. Daarna pakte zij het beeld van de huisgod, legde dat in zijn bed, trok er dekens overheen en legde het hoofd op een kussen van geitenhaar.

14. Toen de mannen kwamen om David gevangen te nemen, vertelde zij hun dat hij ziek was en niet uit bed mocht.

15. Saul beval hem dan maar met bed en al bij hem te brengen, zodat hij hem kon doden.

16. Maar toen zij terugkwamen om hem op te halen, kwamen zij er achter dat in het bed een beeld lag!

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 19