Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 18:24-30 Het Boek (HTB)

24. Toen Sauls mannen dit aan hem doorgaven,

25. beval hij hun: ‘Vertel David dat de bruidsschat die hij wil geven, moet bestaan uit honderd voorhuiden van Filistijnen! Wraak op mijn vijanden is alles wat ik wil,’ zei Saul, maar hij hoopte intussen dat David in het gevecht zou worden gedood.

26. Toen David dit hoorde, nam hij dat voorstel met beide handen aan. En voordat de tijdslimiet was verstreken,

27. trokken hij en zijn mannen eropuit en doodden tweehonderd Filistijnen. David zelf bood de voorhuiden van de doden aan de koning aan. Daarop schonk Saul zijn dochter Michal aan David en werd deze zijn schoonzoon.

28. Toen Saul zich realiseerde hoe de Here David hielp en hoeveel zijn dochter Michal van hem hield,

29. werd hij nog banger voor hem. Deze angst groeide uit tot een levenslange vijandschap.

30. Telkens als het Filistijnse leger aanviel, behaalde David meer successen dan alle andere officieren van Saul bij elkaar. Zijn naam werd een begrip in het hele land.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 18