Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Samuël 17:41-42-48-49 Het Boek (HTB)

41-42. Goliath kwam ook naar voren, luid commentaar gevend op dat jonge ventje met zijn rossige haar.

43. ‘Ben ik soms een hond,’ donderde hij tegen David, ‘dat je met een stok op mij afkomt?’ En hij vervloekte David in de naam van zijn goden.

44. ‘Kom maar eens hier, dan zal ik je vlees aan de vogels en de wilde dieren geven,’ brulde Goliath.

45. David riep ten antwoord: ‘U komt op mij af met een zwaard, een speer en een schild, maar ik kom in de naam van de Here van de hemelse legers en van Israël, dezelfde God die u hebt beledigd.

46. De Here zal u vandaag overwinnen. Ik zal u doden en uw hoofd afhakken, de lijken van uw mannen zal ik aan de vogels en de wilde dieren geven. De hele wereld zal weten dat er een God is in Israël!

47. En iedereen hier zal weten dat de Here niet afhankelijk is van wapens om zijn plannen uit te voeren, onze God heeft de strijd volledig onder controle! Hij zal u in onze macht geven!’

48-49. Terwijl Goliath dichterbij kwam, rende David hem tegemoet. Al lopend pakte hij een kiezelsteen uit zijn herderstas en deed die in zijn slinger. Hij slingerde de kiezel weg en raakte de Filistijn op het voorhoofd. De steen drong de schedel binnen en de man viel met zijn gezicht op de grond.

Lees verder hoofdstuk 1 Samuël 17