Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 8:13-30-32 Het Boek (HTB)

13. Zijn andere zonen waren Beria en Sema, beiden hoofden van families die in Ajalon woonden, zij verjaagden daar de inwoners van Gath.

14. Tot Elpaäls zonen behoorden ook Ahjo, Sasak en Jeremoth.

15-16. De zonen van Beria waren Zebadja, Arad, Eder, Michaël, Jispa en Joha.

17-18. Verder behoorden tot de zonen van Elpaäl Zebadja, Mesullam, Hizki, Eber, Jismerai, Jizlia en Jobab.

19-21. De zonen van Simi waren Jakim, Zichri, Zabdi, Eljoënai, Zillethai, Eliël, Adaja, Beraja en Simrath.

22-25. De zonen van Sasak waren Jispan, Eber, Eliël, Abdon, Zichri, Hanan, Hananja, Elam, Anthothia, Jifdeja en Pnuël.

26-27. De zonen van Jeroham waren Samserai, Seharja, Athalja, Jaäresja, Elia en Zichri.

28. Dit waren de hoofden van de families die in Jeruzalem woonden.

29. Jeïël, de vader van Gibeon, woonde in Gibeon. Zijn vrouw heette Maächa.

30-32. Zijn oudste zoon heette Abdon en werd gevolgd door Zur, Kis, Baäl, Nadab, Gedor, Ahjo, Zecher en Mikloth, de vader van Simea. Al deze families leefden bij elkaar in de buurt van Jeruzalem.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 8