Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 7:1-20-21 Het Boek (HTB)

1. De vier zonen van Issachar waren Tola, Pua, Jasib en Simron.

2. De zonen van Tola, ieder het hoofd van een familie, waren Uzzi, Refaja, Jeriël, Jahmai, Jibsam en Samuël. In de tijd van koning David bedroeg het totaal aantal strijdbare mannen van deze families tweeëntwintigduizend zeshonderd.

3. Uzzi's zoon was Jizrahja, onder wiens vijf zonen zich Michaël, Obadja, Joël en Jissia bevonden. Ieder van hen stond aan het hoofd van een familie.

4. In de tijd van koning David konden hun nakomelingen zesendertigduizend mannen in het strijdperk brengen. De mannen van deze bevolkingsgroep hadden namelijk meer dan één vrouw en dus nogal wat zonen.

5. De families van de stam van Issachar konden samen zevenentachtigduizend heldhaftige mannen leveren voor het leger. Allen waren ingeschreven in de officiële geslachtsregisters.

6. De zonen van Benjamin waren Bela, Becher en Jediaël.

7. De zonen van Bela waren Esbon, Uzzi, Uzziël, Jerimoth en Iri. Deze vijf geduchte strijders waren familiehoofden. Hun families telden 22.034 mannen. Ook deze kwamen weer allemaal voor in de officiële registers.

8. De zonen van Becher waren Zemira, Joas, Eliëzer, Eljoënai, Omri, Jeremoth, Abia, Anathoth en Alemeth.

9. In de tijd van David telden hun nakomelingen 20.200 geharde soldaten, die onder bevel stonden van hun familiehoofden.

10. De zoon van Jediaël heette Bilhan en deze Bilhan had de volgende zonen: Jeüs, Benjamin, Ehud, Kenaäna, Zethan, Tarsis en Ahisahar.

11. Zij waren de hoof den van de families van Jediaël en in de tijd van koning David bevonden zich 17.200 weerbare mannen onder hun nakomelingen.

12. De zonen van Ir heetten Suppim en Chuppim. Husim was de zoon van Aher.

13. De zonen van Naftali, en dus nakomelingen van Jakobs vrouw Bilha, waren Jahziël, Guni, Jeser en Sallum.

14. De zonen van Manasse, kinderen van zijn Aramese bijvrouw, waren Asriël en Machir. Deze laatste werd de vader van Gilead.

15. Het was Machir die vrouwen vond voor Suppim en Chuppim. Machirs zuster was Maächa. Een andere nakomeling was Selofchad, die alleen maar dochters had.

16. Machirs vrouw, die ook Maächa heette, bracht een zoon ter wereld, die zij Peres noemde. Peres' broer heette Seres en hij noemde zijn zonen Ulam en Rekem.

17. Ulams zoon heette Bedan. Dit waren dus de zonen van Gilead, de kleinzonen van Machir en de achterkleinzonen van Manasse.

18. Machirs zuster Molecheth bracht Ishod, Abiëzer en Machla ter wereld.

19. De zonen van Semida waren Ahjan, Sechem, Likhi en Aniam.

20-21. De nakomelingen van Efraïm waren Suthelah, zijn zoon Bered, Bereds zoon Tachat, diens zoon Elada, Elada's zoon Tachat, diens zoon Zabad, Zabads zoon Suthelah, en Efraïms zonen Ezer en Elad. Elad en Ezer trachtten in de buurt van Gath vee te roven, maar werden daarbij gedood door de mannen van Gath.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 7