Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 6:50-53-62 Het Boek (HTB)

50-53. De nakomelingen van Aäron waren Eleazar, Pinechas, Abisua, Bukki, Uzzi, Zerahja, Merajoth, Amarja, Ahitub, Zadok en Ahimaäz.

54. Door middel van het lot werden aan de nakomelingen van Aäron die deel uitmaakten van de familie van Kehat,

55. de vrijstad Hebron in Juda met de weidegronden er omheen toegewezen.

56-57. Maar de velden en omringende dorpen werden aan Kaleb, de zoon van Jefunne, gegeven.

58-59. De nakomelingen van Aäron kregen ook de volgende steden met weidegronden er omheen: Libna, Jattir, Estemoa, Hilen, Debir, Asan en Bet-Semes.

60. Dertien andere steden met het omringende grasland, inclusief Geba, Alemeth en Anathoth, werden door de stam van Benjamin aan de priesters toegewezen.

61. Daarna werd er geloot om de verdeling van het land van de overgebleven nakomelingen van de familie van Kehat te regelen en zij kregen tien steden in het gebied van de stam van Manasse.

62. De gezinnen van de familie van Gersom kregen door middel van het lot dertien steden in het gebied van Basan van de stammen Issachar, Aser, Naftali en Manasse.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 6