Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 16:35-43 Het Boek (HTB)

35. Roep tot Hem: “Och, red ons, God van ons heil, breng ons veilig terug vanuit de volken! Dan zullen wij uw heilige naam danken en U triomferend prijzen.”

36. Gezegend is de Here, de God van Israël, voor altijd en eeuwig!’En daarop riepen alle aanwezigen ‘Amen’ en prezen de Here.

37. David zorgde ervoor dat Asaf en zijn mede-Levieten regelmatig dienst deden voor de ark van het verbond van de Here om daar de dagelijkse werkzaamheden te verrichten.

38. Tot deze groep behoorden Obed-Edom, de zoon van Jeduthun, Hosa en nog achtenzestig van hun familieleden. Zij waren de poortwachters.

39. Ondertussen bleef de oude tabernakel van de Here op de heuvel van Gibeon gewoon dienstdoen. David liet Zadok en zijn mede-priesters daar de Here dienen.

40. Elke morgen en avond brachten zij de Here brandoffers op het daarvoor bestemde altaar, precies zoals de Here het Israël had bevolen.

41. David wees bovendien Heman, Jeduthun en enkele anderen met name aan om de Here te loven voor zijn eeuwigdurende liefde en genade.

42. Zij gebruikten hun trompetten en cymbalen om de zangers te begeleiden bij hun lofprijzingen voor God. De zonen van Jeduthun werden benoemd tot poortwachters.

43. Ten slotte kwam er een eind aan de viering en keerden de mensen naar huis terug. David ging naar huis om zijn gezin te zegenen.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 16