Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 1:36-51-54 Het Boek (HTB)

36. De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Zefi, Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek.

37. De zonen van Reüel waren Nahat, Zerach, Samma en Mizza.

38. Tot de zonen van Esau behoorden tevens Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Ezer en Disan. Lotans zonen waren: Chori en Homam.

39. Lotan had ook nog een zuster, die Timna heette.

40. De zonen van Sobal waren Aljan, Manahath, Ebal, Sefi en Onam. Sibons zonen waren Ajja en Ana.

41. De zoon van Ana was Dison en deze Dison had de volgende zonen: Hamran, Esban, Jitran en Keran.

42. De zonen van Ezer waren Bilhan, Zaäwan en Jaäkan. Disan had twee zonen: Uz en Aran.

43. Hier volgen de namen van de koningen van Edom, die regeerden voordat een koning over Israël regeerde: Bela, de zoon van Beor, die in de stad Dinhaba woonde.

44. Na de dood van Bela werd Jobab, de zoon van Zerach uit Bosra, de nieuwe koning.

45. Toen Jobab stierf, volgde Husam uit de streek van de Temanieten, hem op.

46. Na diens dood werd Hadad, de zoon van Bedad, koning. Hij regeerde vanuit de stad Awit. Hij was het die het leger van Midjan in de velden van Moab versloeg.

47. Na de dood van Hadad, besteeg Samla uit Masreka de troon.

48. Na Samla's overlijden kwam Saul uit de aan de rivier gelegen stad Rechobot aan de macht.

49. Toen Saul stierf, stond Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, klaar om hem op te volgen.

50. Na de dood van Baäl-Hanan werd Hadad koning en regeerde vanuit de stad Pahi. Zijn vrouw heette Mehetabel, zij was een dochter van Matred en een kleindochter van Me-Zahab.

51-54. Na Hadads dood waren de volgende mannen de stamhoofden van Edom: Timna, Alja, Jetet, Oholibama, Ela, Pinon, Kenaz, Teman, Mibzar, Magdiël en Iram.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 1