Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Kronieken 1:26-39 Het Boek (HTB)

26. de zoon van Eber was Peleg, de zoon van Peleg was Reü, de zoon van Reü was Serug, de zoon van Serug was Nachor,

27. de zoon van Nachor was Terach, de zoon van Terach was Abram, die later Abraham werd genoemd.

28. Abrahams zonen waren Isaak en Ismael.

29. De zonen van Ismaël waren Nebajot, de oudste, Kedar,

30. Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadad, Tema,

31. Jetur, Nafis en Kedema.

32. Abraham kreeg ook zonen van zijn bijvrouw Ketura. Dat waren achtereenvolgens Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. Joksans zonen waren Seba en Dedan.

33. De zonen van Midjan waren Efa, Efer, Henoch, Abida en Eldaä. Dit waren de nakomelingen die Abrahams bijvrouw Ketura hem gaf.

34. Abrahams zoon Isaak had twee zonen: Esau en Israël.

35. De zonen van Esau waren Elifaz, Reüel, Jeüs, Jalam en Korach.

36. De zonen van Elifaz waren Teman, Omar, Zefi, Gaëtam, Kenaz, Timna en Amalek.

37. De zonen van Reüel waren Nahat, Zerach, Samma en Mizza.

38. Tot de zonen van Esau behoorden tevens Lotan, Sobal, Sibon, Ana, Dison, Ezer en Disan. Lotans zonen waren: Chori en Homam.

39. Lotan had ook nog een zuster, die Timna heette.

Lees verder hoofdstuk 1 Kronieken 1