Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 8:40-59 Het Boek (HTB)

40. Op die manier zullen zij leren ontzag voor U te hebben, terwijl zij wonen in dit land dat U hun voorouders gaf.

41-42. En als buitenlanders uw naam horen noemen en uit verre landen komen om U te aanbidden (want zij zullen horen vertellen over uw grote naam en machtige wonderen) en bij deze tempel te bidden,

43. luister dan naar hen vanuit de hemel en geef antwoord op hun gebeden. Alle volken van de aarde zullen uw naam kennen en ontzag voor U hebben, net als uw volk Israël, en de hele wereld zal weten dat U in deze tempel in ons midden bent.

44. Als U uw volk laat vechten tegen zijn vijanden en het bidt tot U, terwijl zijn blik gericht is naar uw uitverkoren stad Jeruzalem en naar deze tempel die ik voor uw naam heb gebouwd,

45. luister dan naar zijn gebed en help het.

46. Als zij tegen U zondigen (en wie doet dat niet?) en U boos op hen wordt en toelaat dat hun vijanden hen als gevangenen wegleiden naar een ander land, dichtbij of veraf,

47. en als zij daar beseffen wat zij hebben gedaan en U roepen met de woorden: “Wij hebben gezondigd, wij hebben het helemaal verkeerd gedaan,”

48. als zij eerlijk naar U terugkeren en bidden in de richting van de stad Jeruzalem die U hebt gekozen en in de richting van deze tempel die ik voor uw naam heb gebouwd,

49. luister dan naar hun bidden en smeken vanuit de hemel waar U woont en kom hen te hulp.

50. Vergeef uw onderdanen al hun slechte daden waarmee zij tegen U zondigen en laten hun overwinnaars goed voor hen zijn.

51. Want zij zijn uw volk, uw erfdeel, dat U bevrijdde uit de Egyptische oven.

52. Mogen uw ogen geopend zijn en uw oren luisteren naar hun smeekbeden. O Here, luister naar hen en geef antwoord als zij tot U roepen.

53. Want, Here God, toen U onze voorouders uit Egypte bevrijdde, hebt U door uw dienaar Mozes gezegd dat U uit alle volken op aarde Israël had uitgekozen om uw eigen volk te zijn.’

54-55. Salomo zat geknield met zijn handen uitgestrekt naar de hemel. Na zijn gebed stond hij op uit zijn geknielde houding voor het altaar van de Here en sprak luid de volgende zegen uit over het volk van Israël:

56. ‘Gezegend zij de Here, die zijn belofte heeft gehouden en zijn volk Israël rust heeft gegeven. Elk woord van zijn beloften die zijn dienaar Mozes afkondigde, is waarheid geworden.

57. Moge de Here, onze God, met ons zijn zoals Hij met onze voorouders was, moge Hij ons nooit verlaten.

58. Moge Hij ons het verlangen geven in alles zijn wil te doen en alle geboden en aanwijzingen te gehoorzamen die Hij onze voorouders heeft gegeven.

59. En mogen deze woorden van mijn gebed de Here dag en nacht voor ogen staan, zodat Hij mij en heel Israël helpt en geeft wat wij dagelijks nodig hebben.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 8