Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 8:13-21 Het Boek (HTB)

13. Maar, Here, ik heb op aarde een prachtig huis voor U gebouwd. Een plaats waar U voor altijd kunt verblijven.’

14. De koning draaide zich om naar de mensen die om hem heen stonden en zegende hen.

15. ‘Gezegend zij de Here, de God van Israël,’ zei hij, ‘die vandaag heeft gedaan wat Hij mijn vader David had beloofd.

16. Want Hij zei tegen hem: “Toen Ik mijn volk uit Egypte haalde, wees Ik geen plaats aan voor mijn tempel, maar Ik wees wel een man aan als leider van mijn volk.”

17. Die man was mijn vader David. Hij had altijd al de wens een tempel te bouwen voor de Here, de God van Israël.

18. Maar de Here zei tegen mijn vader David: “U hebt er goed aan gedaan dat u van plan was een tempel te bouwen voor mijn naam.

19. Toch mag u die tempel niet bouwen, maar uw zoon zal dat doen.”

20. Nu is de Here zijn belofte nagekomen, ik ben mijn vader opgevolgd als koning van Israël en nu is deze tempel gebouwd voor de Here, de God van Israël.

21. En in die tempel heb ik een plaats bestemd voor de ark waarin het verbond rust dat de Here met onze voorouders sloot, toen Hij hen uit het land Egypte bevrijdde.’

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 8