Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 22:9-18 Het Boek (HTB)

9. Dus riep Achab een van zijn dienaren en beval hem snel Micha te halen.

10. Ondertussen gingen de heidense profeten gewoon door met profeteren voor de twee koningen, die in hun koninklijke gewaden op twee tronen zaten. Deze stonden op een dorsvloer vlakbij de stadspoort.

11. Een van de profeten, Zedekia, de zoon van Kenaäna, had ijzeren horens gemaakt en verklaarde: ‘De Here belooft dat u de Syriërs met deze horens zult opdrijven tot zij vernietigd zijn.’

12. Alle anderen stemden daarmee in. ‘Val Ramot in Gilead maar aan,’ zeiden zij, ‘want de Here zal u de overwinning bezorgen!’

13. De boodschapper die Micha ophaalde, zei onderweg tegen hem: ‘De profeten hebben de koning zonder uitzondering een gunstig advies uitgebracht. Sluit u daarom bij hen aan en geef net als zij een gunstig advies.’

14. Maar Micha zei tegen hem: ‘Ik zweer dat ik alleen dat zal zeggen wat de Here mij opdraagt.’

15. Toen hij was aangekomen, vroeg de koning hem: ‘Micha, moeten wij Ramot in Gilead aanvallen of niet?’ ‘Ga gerust uw gang,’ zei Micha hem. ‘U zult een grote overwinning behalen, want de Here zal ervoor zorgen dat u de stad verovert!’

16. ‘Hoe vaak moet ik u nog vertellen dat u alleen moet vertellen wat de Here u opdraagt?’ zei de koning streng.

17. Micha zei: ‘Ik zag alle Israëlieten verspreid op de bergen dwalen, als schapen zonder herder. En de Here zei: “Hun koning is dood, stuur hen naar huis.” ’

18. Zich naar Josafat kerend, zei Achab klagend: ‘Heb ik u niet gezegd dat het zo zou gaan? Hij brengt me nooit eens goed nieuws. Het is altijd slecht.’

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 22